Nieuwe website
Beste volgers,
Ontzettend bedankt voor jullie betrokkenheid in de afgelopen jaren. Over een tijdje vertrek ik voor minimaal een jaar naar Lesbos en om in die periode op een wat professionelere manier contact te houden met het thuisfront, heb ik een nieuwe website: www.deboraopweg.nl
Deze blog zal ik na dit bericht daarom niet meer gebruiken.
Op mijn nieuwe website kun je je ook inschrijven om mails te ontvangen bij een nieuw bericht, namelijk onder het kopje "Blijf op de hoogte"
Tot op mijn nieuwe website!
Toekomstplannen
Op deze zonnige laatste dag van mei wil ik jullie in deze blog meenemen in een proces waar ik de afgelopen maanden doorheen ben gegaan en zal ik vertellen welke plannen er zijn voor de toekomst.
Ik hoef jullie niet te vertellen dat Moria op Lesbos een bijzondere plaats in mijn hart heeft gekregen. Toen ik afgelopen september uit Moria vertrok, ging dat gepaard met een soort tweestrijd. Aan de ene kant hoopte ik na mijn stage op Curaçao weer terug te kunnen naar Moria, maar aan de andere kant hoopte ik door mijn stage aan de andere kant van de wereld, Moria echt achter me te kunnen laten. Zodat ik, als mijn stage eenmaal afgelopen zou zijn, gewoon in Nederland een baan kon zoeken en dat Moria voor mij een gesloten boek zou zijn. Dat zou me een heleboel gedoe schelen en op die manier zou ik gewoon op mijn eigen carrière kunnen focussen.
Dat is echter niet wat er gebeurde. Toen ik daar op Curaçao zat kon ik juist de situatie van de mensen in Moria niet loslaten. Ik vroeg me dagelijks af hoe het zou zijn met de vrouwen met wie ik gesproken had. Ik vroeg me af wat er terecht zou komen van dat meisje dat zo graag met me mee had gewild naar Nederland en hoe het al die mensen in tenten zou vergaan wanneer de kou van de winter zijn intrede op Lesbos zou doen. Het “Moria achter me laten” ging niet zo goed als ik gehoopt had en eigenlijk wilde ik het liefst op het vliegtuig stappen om er weer heen te gaan.
Dit verlangen om weer in Moria te mogen werken heb ik toen voor God neer gelegd. Ik wist dat ik alleen terug zou kunnen naar Moria als het Zijn weg was. Gaan leven zonder vast inkomen zou alleen mogelijk kunnen zijn als Hij degene is die mij stuurt. Het was een moeilijk proces om dit voor God neer te leggen en er echt op te vertrouwen dat het antwoord zowel “Ja” als “Nee” kon zijn.
God heeft me in dat proces duidelijk gemaakt dat ik Zijn stem mag volgen en dat Hij voor me uitgaat (Johannes 10:4), Hij zal voorzien in alles wat nodig is en alle tekorten van mij zal Hij aanvullen (Filippenzen 4:19). Na een redelijke worsteling heb ik besloten om in vertrouwen op God de komende tijd op Lesbos te gaan wonen om in Moria te werken.
Dit wil ik gaan doen in de overtuiging dat God ons mensen oproept om recht te doen aan de verdrukten. Door medeleven te tonen aan de verdrukten en te werken aan het herstellen van gerechtigheid wil ik in Moria een levend getuigenis zijn van Gods liefde voor kwetsbare mensen die lijden onder onrechtvaardigheid.
Voor die kwetsbare vrouwen die het slachtoffer zijn geweest van mensenhandelaren, voor die moeder met die jonge kinderen die het alleen moet zien te rooien, voor dat meisje van 9 dat door de oorlog in haar thuisland haar jeugd heeft verloren, voor die man die de verschrikkingen van zijn jeugd als kindsoldaat niet los kan laten, voor die vrouw met polio die zonder rolstoel zich een weg vecht door Moria, voor die man die door zijn verwondingen alleen maar op bed kan liggen en voor die tieners die keer op keer weer hun toevlucht zoeken tot scheermesjes om met de lichamelijke pijn hun psychische pijn te verzachten. Voor al deze mensen wil ik in Moria een luisterend oor zijn, ik wil iets doen aan hun situatie, hoe klein dat verschil dan ook is, ik wil hun bijstaan en hun die beker koud water geven.
Praktisch houdt het in dat ik hoop komende zomer naar Lesbos te vertrekken om daar voor minimaal een jaar in Moria te werken. Dat betekent dat ik mij op dit moment hierop aan het voorbereiden ben, zodat ik hopelijk zonder al te veel zorgen kan vertrekken. Om dit (financieel) mogelijk te maken woon ik momenteel weer even in Leiden om hier tijdelijk te werken en wat geld te verdienen. Daarnaast ben ik bezig met mijn fondsenwerving. Het leven op Lesbos kost geld en werken met EuroRelief is een vrijwillige functie zonder inkomen. Ik ben daarom op dit moment op zoek naar bedrijven, kerken of mensen die mijn financieel zouden willen ondersteunen. Ik zou het ontzettend waarderen als u of jij ook eenmalig of periodiek iets wil bijdragen aan het werk wat ik hoop te gaan doen op Lesbos. Iedere euro is ontzettend welkom! Wil jij mij en het werk op Lesbos ondersteunen, laat het me dan weten. Alvast heel erg bedankt!
Losse giften kunnen op dit moment worden overgemaakt naar NL85 INGB 0795713061 tnv D. Molenaar.
Wil je me maandelijks steunen? Ik hoop te kunnen regelen dat giften aftrekbaar worden van de belasting. Hierover binnenkort meer.
Kerst, nieuwjaar en nieuwe taken
Wow, er zijn al bijna 2 maanden voorbij gegaan sinds mijn eerste blog vanaf Curaçao. Wat is er een hoop gebeurd in de tussentijd. In deze blog dan eindelijk weer een update!
Sinds begin december werk ik niet meer op de groep, maar heb ik taken die vanuit het kantoor uitvoer. 3 kinderen die bij Encelia wonen vallen nu onder mijn verantwoordelijkheid en dat betekent dat ik alles moet regelen rondom hun zorg. Binnenkort zal ik voor de kinderen een schoolobservatie inplannen om te kijken hoe het met hen op school gaat. Ook voer ik met 2 van de 3 kinderen iedere week een gesprek om te monitoren hoe het bij hen thuis gaat en wat ze in het weekend thuis hebben gedaan. Daarnaast moet ik contact onderhouden met bijvoorbeeld hun psycholoog of ga ik mee naar een intake voor externe behandeling, plan ik huisartsafspraken in vanwege bedplassen en probeer ik samen met de orthopedagoog ouders te motiveren om me te werken in de behandeling van hun kind. Voor een van de kinderen heb ik vorige week een beloningskaart geintroduceerd die iedere dag met haar behandeld moet worden. Er staan 4 doelen op en iedere dag wordt gekeken of ze aan die doelen heeft gewerkt en als dat zo is krijgt ze bij die doelen een sticker. Ze is erg enthousiast en kies vol overgave de grootste Frozen-stickers uit.
Een van de 3 kinderen is een meisje van 10 jaar oud dat sinds een maand bij Encelia woont. Haar thuissituatie wordt getekend door armoede. Ze woont met haar halve familie een een bouwvallig huis en de weinige slaapkamers worden met veel familieleden gedeeld. Het is een complexe familie, die weinig Nederlands spreekt en verstaat en waar ook sprake is van een laag verstandelijk niveau. Communiceren en afspraken maken is dus een grote uitdaging en hierin gaat ook regelmatig het een en ander mis. Ik merk dat ik daar soms gefrustreerd van word, maar ik weet ook dat dit een ervaring is die ik in Nederland nooit had kunnen hebben en dat het omgaan met communicatieproblemen een groot leerproces voor me is. Wat betreft het Papiaments lukt het me nu redelijk om simpele gesprekken te volgen en ook zelf duidelijk te maken wat ik bedoel. Ik weet bijvoorbeeld hoe ik moet zeggen dat de kinderen hun gordel in de auto moeten vastmaken of op welke dag een kind bij Encelia blijft slapen. "Mi no sa" betekent "Ik weet het niet", ook een belangrijke zin die altijd in te zetten is (:.
Rond Kerst hebben de kinderen (en wij als medewerkers ook) vanuit alle kanten cadeau's gekregen. Er is bijvoorbeeld een leuk contact met een cruiseschip van de Holland-Americaline dat om de zoveel tijd op Curaçao aanmeert en op de zaterdag voor de vakantie waren wij en de kinderen daar uitgenodigd om te lunchen in het restaurant. Het was echt een fantastische ervaring en het eten was heerlijk. Ook hebben de kinderen van een andere vrouw een bioschoopuitje gekregen, zijn ze met dolfijnen wezen zwemmen en hebben ze allemaal een fiets gesponsord gekregen. Je zou verwachten dat de kinderen overstromen van dankbaarheid, maar dat werkt hier wel anders. Een van de kinderen is erg gewend dat zijn moeder alles voor hem koopt en vroeg toen hij een cadeau kreeg "Of dit echt het enige cadeautje was" dat hij zou krijgen. Andere kinderen weten zich absoluut heen houding te geven als ze iets leuks ontvangen. Een van de meiden liep tijdens de lunch op de boot stoer en met een grote mond rond te lopen en was na afloop van de activiteit ontzettend boos op me omdat ik iets niet voor haar wilde doen. Na een kerstviering op Encelia waar ze ook veel cadeautjes hadden gekregen begonnen 2 kinderen spontaan ontzettend hard te vechten en waren ik en een andere medewerker nodig om ze uit elkaar te halen. Het schijnt zowel in de cultuur te zitten dat men dankbaarheid niet zo enthousiast uit, maar de kinderen van Encelia blijven wel kinderen met een verhaal, dus ieder lijkt zo zijn eigen redenen te hebben om op deze manier te reageren.
Uiteraard zijn er ook een hoop leuke momenten te noemen. Vorige week was een van de kinderen jarig en hebben we voor haar gezongen, taart gegeten en haar onze wens voor het komende jaar verteld. Vroeger kon zij geen complimenten ontvangen en begon ze zelfs te huilen als iemand iets positiefs over haar zei, maar nu kon ze "Dankjewel" zeggen toen haar verteld werd dat ze een mooie en sterke, grote meid is en dat we van haar houden. In de kerstvakantie ben ik ook met de kinderen naar de dierentuin geweest. Officieel is alleen het gedeelte met kinderboerderijdieren open voor publiek, maar omdat een vriendin van mij die ik ken uit de kerk stageloopt in de dierentuin, kregen we een rondleiding langs alle apen, de slangen, flamingo's en struisvogels. Sommigen van de kinderen leken nog nooit dieren (zelfs een paard) van dichtbij te hebben gezien of aangeraakt. Ook geniet ik van de kleine momenten, bijvoorbeeld als een van de kinderen enthousiast naar me toe komt en laat zien dat ze weer een sticker op haar beloningskaart heeft gekregen, of als ik met een van de meiden een "toverspelletje" doe en zij mij zegt wat ik moet worden (boom, tafel, stoel!) en ik haar vervolgens vertel wat zij is (prinses, bloem, vlinder!).
Verder heb ik leuke feestdagen gehad. Eerste kerstdag was ik samen met vriendinnen uit de kerk uitgenodigd bij een gezin van de kerk om daar te barbequen. Oud en Nieuw ben ik met diezelfde vriendinnen in het centrum van de stad geweest, waar half Willemstad met hun zelf meegebrachte stoeltjes en tafeltjes al spelletjes spelend de avond doorbracht. Op Nieuwjaarsdag hebben we een nieuwjaarsduik gedaan, compleet met Unox-mutsen en erwtensoep, maar dan zonder de Nederlandse kou natuurlijk. (: Ik ben benieuwd wat God het komende jaar voor mij in petto heeft, maar daarover schrijf ik in een van mijn volgende blogs vast meer!
De eerste keer
Alweer bijna een maand verblijf ik op Curaçao en ik had al veel eerder een update moeten en willen schrijven, maar het kwam er steeds maar niet van. Toch ga ik de komende 6 maanden proberen jullie via deze blog op de hoogte te houden van het wel en wee aan deze kant van “Het Koninkrijk der Nederlanden”.
Een stage in het buitenland is een ervaring met heel veel “eerste keren”. De eerste keer ergens wonen waar ik niemand ken. De eerste keer zelf boodschappen doen en dan ook voor een eerste keer helemaal bezweet thuiskomen van het boodschappen doen. De eerste keer een been vol Curaçaose muggenbulten en een eerste zoektocht naar, de hier superdure, anti-muggenspray. De eerste keer met de bus en dan ontdekken dat je eerdere angsten over het OV hier ongegrond waren. Voor de eerste keer alleen naar de kerk en voor de eerste keer met vrienden uit de kerk naar een prachtig Curaçaos strand. En dan helaas ook voor een eerste keer hier heel erg verbranden. Dat was een erg vervelende eerste keer en ik hoop dat dat ook de laatste keer is. Uiteraard was er voor mij ook het moment waarom ik hierheen ben gekomen, de eerste keer naar mijn stage.
Ik loop mijn stage bij Encelia, een crisisopvang en observatiecentrum voor kinderen die (tijdelijk) niet meer thuis kunnen wonen. Er wonen op dit moment 5 kinderen en zij hebben allemaal een verleden met verwaarlozing, mishandeling of seksueel misbruik. Zo is er Mart die jongen van 8 die afgelopen weekend erg verdrietig werd toen hij zag dat andere kinderen een nachtje thuis mochten slapen of visite kregen. Hij krijgt nooit visite en als hij een nachtje bij iemand mag slapen is dat bij een lieve vrouw die zich al sinds hij klein is om hem bekommert, maar die niet zijn moeder is. En ook hebben we het meisje van 9, Susan dat vanwege haar verleden van seksueel misbruik niet meer weet wat normaal is op dat gebied. Ze snakt naar liefde en positieve aandacht, maar lang niet altijd vraagt ze dat op een positieve manier. Er is ook dat andere jongetje van 8, Jan, bij wie toen ik hem bij zijn moeder ging ophalen langzaam grote tranen stilletjes over zijn wangen liepen, maar bij wie het zachtjes huilen overging in hard snikken tijdens het autorijden, terug naar Encelia. Dan hebben we ook nog Carl, die jongen van 10 die sinds kort weer meer contact heeft met thuis, maar bij wie uit zijn gedrag en wat hij zegt blijkt dat dat misschien toch niet zo’n goed idee was. En dan hebben we nog het jongetje van 6, Stan met wie ik al een aantal aanvaringen heb gehad. Met hem had ik mijn eerste keer boos worden. Met hem had ik mijn eerste keer “Ga nu naar je kamer, ik tel tot 3. 1-2-…”. En gisteren had ik met hem de eerste keer naar de time-out.
Omdat de kinderen in het weekend vaak een dag (of ook nog een nachtje) bij hun ouders of andere familie zijn geweest, zijn de maandagen altijd erg intens. Ze moeten op maandag dan weer wennen hoe het bij Encelia gaat en dat gaat vaak gepaard met veel herrie en bombarie. Zo ook gisteren. Het ene kind kwam al schreeuwend en zingend binnen. Het andere kind deed er ontzettend lang over om zijn schooluniform te verwisselen voor vrije-tijdskleding en nog een ander kind ruimde zijn tas niet op. Uiteindelijk zat iedereen min of meer aan tafel, maar omdat 1 kind naar therapie moest ging een ander stagiaire met hem halverwege het eten al weg. Ook 1 ander kind was al klaar en ging naar zijn kamer voor het rustmoment. Uiteindelijk zat ik nog met 3 kinderen aan tafel. Eén daarvan, Stan zat al de hele maaltijd moeilijk te doen dat hij niet wilde eten. Die buien heeft hij vaker en als we zijn gedrag negeren eet hij vaak gewoon alles op. Ook nu was hij eindelijk zo ver dat hij begon met eten. Jan en Susan waren bijna klaar, maar hadden geen zin om nog verder te eten, dus ze zaten er een beetje bij. Susan heeft vaak de neiging om zich met andere kinderen te bemoeien en dat deed ze gisteren dus ook. De opmerkingen (die ik overigens niet echt versta, omdat ze onderling in het Papiaments praten) vlogen over en weer. Stan was al een aantal keer gewaarschuwd dat hij nu echt moest gaan eten omdat hij anders ’s avonds zijn portie nog zou krijgen. Hij luisterde hier niet echt naar, erger nog, hij ging vol in de aanval. Hij haalde zijn neus op, boog naar links richting mijn bord en niesde zo vol op mijn eten. Toen was voor mij echt de maat vol en vertelde ik hem boos dat hij nu echt naar zijn kamer moest. Dit vertikte hij dus vertelde ik hem dat hij 3 tellen had om naar zijn kamer te gaan en dat hij anders naar de time-out moest. De time-out is een aparte kamer aan de achterkant van het huis waar kinderen heen moeten als ze niet meer rustig te krijgen zijn. Meestal werkt bij Stan alleen het dreigen met de time-out al goed genoeg om hem tot bedaren te krijgen, maar hij was bij mij nog steeds in de “uitprobeerfase” dus ik denk dat hij zich niet realiseerde dat ik hem echt naar de time-out zou sturen. Hij reageerde niet binnen 3 tellen en de maat was dus vol. Het moment was daar, de eerste keer dat ik een kind naar de time-out zou brengen. Ik droeg hem naar de time-out en sloot mezelf samen met hem hierin op. Het duurde zo’n 5 minuten tot hij stopte met tegen de deur en tegen mij aan bonken en uiteindelijk kwam hij gelukkig tot rust en konden we weer terug richting de eettafel. Dit moment is het onderdeel van een reeks conflicten tussen hem en mij. Al ruim 2 weken is hij bij mij aan het uitproberen hoe ver hij kan gaan en ik hoop dat met deze aanvaring gisteren een einde aan deze fase is gekomen en dat nu voor hem duidelijk is dat met mij niet te spotten valt.
De komende weken zal ik nog veel “op de groep zijn”, wat inhoudt dat ik bezig ben met het dagelijks reilen en zeilen van de kinderen in Encelia. Hierna zal ik meer kantoorwerk krijgen en me bezig gaan houden met alles rondom de zorg voor de kinderen. Dit houdt in dat ik behandelplannen zal gaan schrijven, contact met ouders zal hebben, bij nieuwe intakes zal zijn, kortom, dat ik dat ga doen waar ik al 5 jaar voor aan het studeren ben. Ik heb er zin in!
Hoe het verder ging
Terwijl ik dit schrijf zit ik op een comfortabele bank in een prachtig appartement in Beiroet, de hoofdstad van Libanon. Alweer 5 dagen geleden heb ik Lesbos achter mij gelaten. Maandagochtend vertrok mijn vlucht naar Athene. Daar heb ik de afgelopen 4 dagen doorgebracht en gisteren avond ben ik op het vliegtuig naar Beiroet gestapt om een vriendin die hier woont te bezoeken.
Afscheid nemen van de vrouwen was zwaar. Mijn hele zaterdag heb ik besteed aan het gedag zeggen van al die vrouwen (maar ook gezinnen) die een plekje in mijn hart hebben veroverd. Ik heb gedag gezegd tegen de tientallen vrouwen die, vanwege ruimtegebrek, buiten Sectie C gehuisvest zijn. Ik heb gedag gezegd tegen het meisje dat me altijd opzocht en zei: "You very good my friend" en dan over mijn wang streek. Ik heb met haar in de vroege morgen thee gedronken en haar haar gevlochten. Maar wat graag wilde ze in mijn rugzak mee naar "Hollanda". Ik heb gedag gezegd tegen alle lieve vrouwen die al zoveel weken in de grote, rommelige en vieze tent van New Arrivals wachten op een plaatsje in Sectie C. Ik heb een fantastische afscheidslunch gekregen bij het meisje dat sinds een tijdje een appartement in Mytilini heeft en met pijn in mijn hart moest ik ook haar gedag zeggen. Ik heb gedag gezegd tegen alle vrouwen met wie ik moeilijke gesprekken heb gevoerd. Die me toevertrouwden dat ze niemand hun verhaal durfden te vertellen. Die vrouw, of eigenlijk nog een meisje, dat me vertelde dat ze niet over haar verleden kon nadenken, laat staan práten, omdat ze dan gek werd of soms zelfs in shock raakte. Maar omdat ze mij al bijna 2 maanden had gezien en ik haar steeds weer gedag zei wist ze dat ze mij kon vertrouwen en deelde ze kleine kruimeltjes van haar verhaal. Of de twee zussen die en bizarre reis hebben gehad en waarvan ik en mijn collega's de eerste waren die hun verhaal wilden en konden aanhoren. Gedag zeggen tegen deze vrouwen was ontzettend moeilijk, zo niet hartverscheurend.
En toch was ik ook klaar om te vertrekken. Ik was het zat om te zien hoe mensen hun eerste nachten in Moria buiten op een parkeerplaats van grind bij de hoofdpoort moeten doorbrengen. Ik was het zat om huilende kinderen met vieze kleren te zien. Ik was het zat om steeds maar weer die rioollucht te ruiken.Ik was er klaar mee om te horen dat mensen doktersafspraken in februari krijgen. Ik was er klaar mee om te zien hoe de armen van tieners ingezwachteld zijn vanwege de snijwonden die ze zichzelf met scheermesjes hadden aangebracht. Ik was er klaar mee om weer iemands ellende aan te horen en te weten dat ik er niets aan kon veranderen. Boven alles was ik het zat om steeds maar weer tegen de Griekse muur van onverschilligheid en onwil te moeten vechten. Die muur die ervoor zorgt dat er geen vertalers beschikbaar zijn, dat vluchtelingen tweederangs mensen zijn in ziekenhuizen, dat afspraken bij de dokter en de asieldienst steeds weer verplaatst worden. Die Griekse muur die Moria Moria maakt.
Waar ik bij al mijn andere reizen naar Lesbos steeds rechtstreeks naar Nederland vloog, heb ik er dit keer bewust voor gekozen om dat niet te doen. De overgang van Moria naar Nederland is te groot. Het kostte me altijd dagen, zo niet weken om weer te wennen en om Moria mentaal achter me te laten. De 4 dagen die ik in Athene heb doorgebracht hebben me goed gedaan, mede omdat ik een gezinnetje dat ik in december heb ontmoet in Athene heb kunnen opzoeken. Vanaf dat ik in januari vertrok heb ik contact met hen gehouden, maar vlak voordat ik in juli terug kwam verhuisden zij naar een kamp in Athene. Dinsdag heb ik de hele dag bij hun doorgebracht en ik heb genoten. Niet alleen van hun gastvrijheid en het heerlijke eten dat ze me voorzetten. Maar vooral van het feit dat de kinderen naar school gaan, dat ze heerlijk en veilig buiten kunnen spelen. Dat er een speeltuin en voetbalveld in het kamp is en dat er geen gevechten zjin. Dat het kamp alleen maar ISOboxen heeft (een soort stacaravan), met daarin per box een eigen badkamertje en dat er maar 1 gezin per ISObox woont. Al deze dingen die eigenlijk gewoon normaal zijn, zijn een zegen als je in Moria hebt gewoond. Ik weet dat niet voor iedereen die in Athene aankomt het leven zo goed is, maar toch was ik ontzettend blij om "mijn familie" hier weer te ontmoeten en tijd met hen door te brengen! Naast dat ik dit gezinnetje heb bezocht, ben ik ook met 2 oud-vertalers van EuroRelief op stap geweest en heb ik de culturele hoogtepunten van Athene bezocht. Ook hebben ze mij meegenomen naar een shelter waar alleenstaande moeders met kinderen wonen en waar zij als vertalers werken. Ik ben ontzettend dankbaar voor dit inkijkje in de levens van de vluchtelingen in Athene.
De komende week breng ik door in Beiroet. Hier woont een vriendin van me die met vluchtelingen(kinderen) werkt. Ik ben erg benieuwd om te zien hoe het leven voor de vluchtelingen hiér is. Tegen welke moeilijkheden ze hier aanlopen en hoe Libanon met de vluchtelingenproblematiek omgaat. Na volgende week is dit avontuur weer voorbij. Dan zit ik gewoon weer in Nederland aan een boterham met hagelslag. Maar voor het zo ver is ga ik eerst nog even genieten van mijn eerste keer in het Midden-Oosten.
Hoop en wanhoop
Het aftellen is alweer begonnen. Over iets meer dan 2 weken zal ik Lesbos weer moeten verlaten. Alleen het idee al dat ik alle nieuwe vrienden die ik hier heb gemaakt en de mensen voor wie ik een klein verschil heb kunnen maken, moet gaan achterlaten bezorgt me hoofdpijn. Iedere dag weer maak ik nieuwe vrienden. Hoor ik van nieuwe vrouwen die hulp nodig hebben. Zie ik mensen met heftige problemen en mensen met “gewone” problemen. Alle mensen met “gewone” problemen die in Nederland mensen zouden zijn die juist extra hulp zouden ontvangen, maar die hier aan hun lot worden overgelaten. Bijvoorbeeld de alleenstaande zwangere vrouw met al twee kinderen die in een piepklein plekje in een grote rubhall heeft en graag een betere plaats wil. Of een van mijn Afrikaanse vriendinnen die ’s nachts niet zonder slaapmedicatie kan, omdat ze anders moet denken aan wat de rebellen in haar land haar hebben aangedaan. En dan zijn er nog al die speciale mensen. Bijvoorbeeld de vrouw in de rolstoel die vanwege polio niet kan lopen, tegen wie al een aantal keer gezegd was: “Morgen ga je naar een beter kamp.”, maar die dat niet meer kon geloven en daarom maar in Moria wilde blijven. In de hel, waar ze in ieder geval weet waar ze aan toe is. Waar ze weet dat haar slaapplaats in de open lucht is. Moria, waar ze weet dat haar vrienden en wij er zijn om haar te helpen. In tranen vertelde ze me dat ze niet meer durfde te hopen dat het deze keer morgen echt zo ver zo zijn, dat ze bang was voor het onbekende. Gelukkig was het gisteren echt zo ver en kon ze eindelijk Moria achter zich laten en in dat betere, speciale kamp haar procedure afwachten. Dan zijn er nog al die mensen met grote medische problemen. Zo is er de man met huidkanker die niet weet waar hij heen moet om hulp te krijgen. Of de man zonder benen wiens rolstoel kapot is en voor wie ik niet goed weet waar ik een andere rolstoel vandaan kan toveren. Of de man wiens been door een bomexplosie zo misvormd is dat hij niet kan lopen. Gelukkig zijn er ook verhalen van hoop. Zo is er het fantastische meisje uit Somalië die al jaren met twee protheses loopt en die pasgeleden gelukkig een appartementje in Mytilini (de grote stad van het eiland) kreeg. Of de vrouw met wie ik al een paar keer naar het ziekenhuis ben geweest en die vandaag eindelijk medische papieren heeft gekregen die zeggen dat ze naar Athene moet om onderzocht te worden. Stap voor stap, beetje bij beetje kunnen wij er voor deze mensen zijn.
Soms vraag ik mezelf wel eens af waar ik iedere (of eigenlijk: de meeste) dag(en) toch weer de energie vandaan haal om aan de slag te gaan. ’s Avonds, als ik met mijn huisgenoot de dag, de verhalen en de dingen waar ik en zij tegenaan loopen bespreek, is alle ellende soms overweldigend. Moria staat bekend als het slechtste vluchtelingenkamp ter wereld, en ik geloof dat zeker. (Voor meer info, zie hier: https://www.youtube.com/watch?v=8v-OHi3iGQI&frags=pl%2Cwn). De ellende van de kleine slaapplaatsen, de stank en het afval doet me ondertussen niet veel meer, daar raak je na een paar weken aan gewend. Het zijn die kleine ellendige dingen die soms overweldigend zijn. Het feit dat mensen uren opgepropt binnen het metalen rasterwerk in de rij staan voor het eten, om soms alsnog zonder eten weg te moeten lopen. Dat kinderen, als ze bij hun ouders in de voedselrij staan soms gewond raken vanwege het gedrang. Tassen die gestolen worden of door de politie of schoonmakers gewoonweg worden weggegooid. Mensen die soms plotseling in shock raken, kinderen met huiduitslag vanwege ongedierte. Jongens met armen vol littekens van het zichzelf snijden. Onduidelijkheid over waar en of moeders melk voor hun baby’s kunnen krijgen. Het feit dat vluchtelingen in het Griekse ziekenhuis tweederangs patiënten zijn. Of alle gevolgen die het heeft dat er bijna nooit een franse vertaler bij de dokter is en dat de doktersafspraken daarom voor de Afrikaanse mensen vaak meerdere keren verplaatst worden, zelfs tot in november! Ondanks al deze ellende waar ik iedere minuut in Moria mee geconfronteerd wordt, breng ik ieder dag weer de moed op om in de auto te stappen en naar Moria te rijden. Want waar ik energie van krijg is dat meisje van 11 jaar dat iedere keer als ze me ziet, naar me toe rent, haar armen om mij heen slaat, over mijn wang strijkt en zegt: “You very good” en me uitnodigt voor de thee. Of die communityleader die me gisteren, nadat ik met hem meegelopen was om met twee vrouwen uit zijn community te praten (maar eigenlijk geen oplossing had voor hun probleem) vertelde: “Iedereen heeft het over jou. Iedereen zegt: Zoek Debora, zij kan je helpen, zij is heel erg aardig.” Waar ik iedere dag weer een glimlach van krijg zijn de vrouwen die me, als ik langs kom lopen in koor begroeten met “Bonjour Debora” en me steeds vragen wanneer zij aan de beurt zijn om mijn haar te vlechten. Het is het “Dankjewel” dat ik krijg nadat ik even iemands verhaal heb kunnen aanhoren en heb laten zien dat ik ook boos en verdrietig van hun situatie word en deze het liefst zou willen veranderen. Bovenal is het dankzij jullie gebed dat ik hier kan functioneren. Zonder Gods kracht was ik allang neergevallen, had ik de moed allang opgegeven. Want God is erbij, ook in deze ellende. “When the weight of the world brings me to the ground, I will trust you even now.”
De harde realiteit in het "gewone" leven
Alweer bijna een maand zit ik op Lesbos, dit prachtige Griekse eiland vlakbij de Turkse kust. Op dit prachtige eiland met glooiende olijfgaarden en mooie stranden zitten sinds dit weekend voor het eerst 10.000 vluchtelingen vast. Zo’n 7.000 daarvan zitten in Moria en de overige 3.000 zitten verspreid in andere kampen, appartementen en hotels in Mytilini en andere stadjes. Het leven op dit prachtige eiland is voor deze tienduizend mensen heel wat minder prachtig. Soms zelfs zo heftig dat ze me toevertrouwen dat ze het liefst zelfmoord zouden plegen. Hun situatie is zo uitzichtloos dat de dood de enige oplossing van hun uitzichtloze lijden is.
Een jongen die ik al sinds vorig jaar ken, heeft snel medische hulp nodig. Hij heeft, sinds hij twee weken geleden ’s nachts door iemand was aangevallen, twee gebroken botten. De behandeling die nodig is, kan niet op dit eiland gegeven worden, hij moet hiervoor naar Athene. Omdat hij alleen nog niet het juiste stempel in zijn papierwerk heeft staan, mag hij Lesbos nog niet verlaten. Al twee weken wordt hij aan het lijntje gehouden door de instanties, om gisteren te horen dat hij eigenlijk niet geholpen kan worden en maar hier op Lesbos pijn moet blijven lijden. Al twee weken eet hij amper, omdat dat te pijnlijk is en omdat hij niet eet kan hij ook geen pijnstillers innemen. Iedere keer dat ik hem zie, wil hij me ondanks zijn pijn toch altijd weer helpen met vertalen. Iedere keer zijn zijn wangen meer ingevallen en staan de pijn duidelijker in zijn ogen. Iedere keer dat ik hem zie vraag ik hem hoe het gaat en vraag ik wat ik voor hem kan betekenen. Iedere keer is het antwoord “De enige manier om te overleven is steeds toch weer op komen dagen en niet bij de pakken neer gaan zitten.”. Een moedig antwoord waar hij ook naar leeft, maar toch lijkt zelfmoord voor deze jongen soms ook de enige uitweg.
De meeste tijd die ik in het kamp ben, breng ik door in het lagere gedeelte waar onze Sectie C ligt. Vlakbij de Sectie liggen de kantoortjes waar registratie van de nieuwe vluchtelingen plaatsvindt, heeft UNHCR een kantoortje, doet de Griekse dokter de medische registratie, zit het “hoofdkwartier” van de politie en een van de poorten naar de tent van New Arrivals. In een gemiddelde shift begin ik mijn dag met het lezen van de aantekeningen van de vorige dag en bespreek ik met mijn collega wat er vandaag op de planning staat. Ik begroet de vrouwen in Sectie C en loop naar Sectie B en begroet de vrouwen die achterin dit gedeelte wonen. Met sommigen maak ik een praatje, ik vraag hoe het met ze gaat, of ze lekker hebben geslapen en of ze vandaag nog afspraken hebben. Soms duren deze gesprekjes zo een half uur, soms ben ik na een paar minuten Sectie B weer uit. Vaak loop ik dan door naar New Arrivals. Ondertussen word ik hier en daar begroet door vrouwen die me herkennen of tienerjongens die mijn naam hebben onthouden en die graag aandacht willen. Terwijl ik naar New Arrivals onderweg ben, loop ik langs de kantoortjes van de dokter en politie. Vaak is er ook daar wel iemand die me roept en een vraag heeft, gewoon gedag wil zeggen of even een knuffel wil. Soms heb ik haast en zwaai ik alleen even, maar vaak neem ik de tijd om ze uitgebreid te begroeten.
Als ik eenmaal in New Arrivals aankom is het vaak en hele toer om daadwerkelijk in de grote tent te komen. Buiten slapen tientallen mensen, overal liggen teenslippers, rugtassen, stukken karton of afval. Veel mensen die hier al lang zitten kennen mijn naam en ook hier word ik van verschillende kanten begroet. Als ik vroeg ben, slapen sommige mensen nog, maar als het al wat later in de ochtend is, of als ik ’s middags door de tent loop heerst er een hoop bedrijvigheid. Als ik hier mensen begroet is standaard de vraag die erop volgt “Hoe gaat het?” en dat is dan ook de vraag die ik dan terugstel. Meestal is het antwoord “Niet goed, want ik zit nog steeds hier.” Soms krijg ik een kopje koffie aangeboden, vragen ze of ik even kom zitten of vlecht een vrouw mijn haar. Op deze manier proberen ik en mijn collega er ook voor de vrouwen in New Arrivals te zijn. We laten ons gezicht zien, we praten met ze, brengen tijd met ze door en proberen de aller-kwetsbaarste vrouwen te helpen door een plaatsje in onze Sectie te zoeken. Als er nieuwe vrouwen zijn leggen we hen uit dat niet alle mensen in Moria goede mensen zijn, dat er ook mensen zijn die vrouwen willen gebruiken om er zelf beter (en rijker) van te worden. We vertellen hen dat ze goed op zichzelf moeten passen en geen onverstandige beslissingen moeten maken. Met al deze gesprekjes vliegt de ochtend vaak voorbij.
De rest van de dag vullen we met gesprekken met vrouwen die net in onze Sectie wonen, noodgevallen, kraambezoek in het ziekenhuis, overleg of gaan we met de vrouwen iets creatiefs doen, zoals waterverven. Ik geniet ervan om de vrouwen in Moria beter te leren kennen, relaties te bouwen en ze te kunnen helpen. Omdat ik Frans spreek weten veel Afrikaanse vrouwen me ook snel te vinden als ze een probleem hebben. De een vraagt me met haar mee te gaan om een afspraak te maken met de psycholoog, de ander heeft mijn hulp nodig bij een bezoek aan het ziekenhuis en weer een ander zoekt me op om me te vertellen dat ze graag met me wil praten. Al die kleine tekentjes van vertrouwen, steeds dat kleine beetje verschil dat ik voor hen kan maken. Dat is waarom ik hier ben. Dan maakt het niet uit dat de verhalen mij soms verstikken, dat ik ’s avonds niet in slaap kan komen omdat alle ellende uit Moria me even te veel is. Dan maakt het niet uit dat ik me in het zweet werk, dat ik soms naar plas ruik omdat het kindje dat ik heb opgetild in haar broek heeft geplast of dat ik ’s avonds moe thuiskom. Al mijn “problemen” doen er niet toe, want ik weet waar ik het voor doe, voor wie ik een verschil maak en Wie me hier heeft geplaatst.
De alleenstaande vrouwen en hun verhalen
Sinds een paar dagen heb ik een andere taak in het kamp. De coördinatoren waren op zoek naar iemand die wilde gaan werken met de alleenstaande vrouwen. De meeste alleenstaande vrouwen wonen in Sectie C, veilig achter een poort waar geen mannen kunnen en mogen binnenkomen, maar er wonen er ook een hoop buiten deze sectie en er zitten er nog zo’n 100 te wachten in New Arrivals. Op dit moment kunnen alleen de aller kwetsbaarste vrouwen en meiden in Sectie C gehuisvest worden en zodra er een bed vrijkomt wordt er z.s.m. iemand anders in geplaatst.
Het werken met deze vrouwen is op een andere manier zwaar. Waar ik eerst vooral fysiek moe was na een lange dag werken in Moria, zit nu als ik thuiskom vooral mijn hoofd vol met de verhalen van de vrouwen. Mijn nieuwe taak is namelijk tijd doorbrengen met deze vrouwen, naar hun verhalen luisteren en er altijd voor hen zijn. Er zijn al zoveel verhalen die ik met jullie kan delen. Zo is er de zwangere vrouw die de hele dag moet overgeven, zo vaak dat ze zelfs flauwvalt van uitdroging. Soms ligt ze bijna de hele dag in haar bed, maar andere keren zie ik haar zitten met haar hoofd in haar handen en staart ze voor zich uit in het niets. Ik probeer iedere dag even bij haar te gaan kijken om te vragen hoe het met haar gaat en of ze een beetje koud water wil. Op die manier wil ik haar laten zien dat ik er voor haar ben en hoop ik dat ze op een dag me haar verhaal wil vertellen. Of het verhaal van het meisje dat hier al een jaar zit en emotioneel zo vastloopt dat ze ons soms de huid vol scheldt. Er is ook het nieuwe meisje dat op de vlucht moest omdat ze werd uitgehuwelijkt aan een oude man die haar mishandelde .
Ook in Sectie B (eigenlijk bedoeld voor alleenreizende minderjarigen) wonen wat alleenstaande, met name Afrikaanse, vrouwen. Een van hen, een paar jaar ouder dan ik, vertelde me over haar 3 kinderen die ze zo mist en over haar angst voor de zee. Acht uur lang duurde haar reis over het water van Turkije naar Lesbos, omdat de motor van de boot kapot was. Ze zit hier al 3 maanden en haar eerste interview voor haar asielaanvraag is pas in september. Of het verhaal van de lieve moeder die met haar dochtertje niet in Sectie C kan wonen omdat er geen kinderen mogen wonen én omdat er geen plaats is in Sectie A (waar de kwetsbare gezinnen wonen). Samen met een andere vrouw en diens zoontje woont ze in een 2-persoonstentje middenin het kamp. Met haar kleine vlechtjes en groene kraaltjes in het haar heeft haar dochtertje een speciaal plekje in mijn hart veroverd. Het dochtertje heeft een ontsteking bij haar hals en de dokter had haar verteld dat ze eigenlijk geopereerd moest worden. Om de een of andere reden kan dat niet en ze moet nu de pijn van haar dochtertje verlichten met een anti-jeuk crème. Ook hen probeer ik iedere dag even op te zoeken. Vandaag vertelde ze me dat haar dochtertje ’s nachts niet slaapt en de hele nacht huilt. Ook is er geen melk voor haar dochtertje en het slapen in de tent is ontzettend warm. Alles wat ik dan kan doen is luisteren, medeleven tonen en zeggen dat ik het ook graag anders zie maar dat ik niets aan de situatie kan veranderen. Het leven in Moria is voor de mensen uitzichtloos en ontneemt hen alle hoop. En toch probeer ik hier Jezus’ licht te laten schijnen om de mensen in deze duisternis weer Hoop voor de toekomst te geven.